POVIAS

Als de bevalling gestart is middels weeën en deze komen regelmatig met een juiste frequentie komen we bij jullie thuis langs om te kijken hoe het gaat. Om te bepalen in welk stadium van de bevalling je bent, kijken we naar het beeld qua weeën en doen we een inwendig onderzoek. Vaak vertellen je wel hoeveel centimeters ontsluiting je hebt, echter voelen we naar veel meer dingen dan alleen de ontsluiting. Een inwendig onderzoek, ook wel toucheren genoemd, doen we aan de hand van een ezelsbruggetje dat we POVIAS noemen. Elke letter staat voor een onderdeel dat we beoordelen. 

De P staat voor portio, dat is een medische term voor de baarmoedermond. De baarmoedermond wordt op meerdere manieren beoordeeld. We voelen hoelang de baarmoedermond is. De baarmoedermond is een tuutje, die gedurende de bevalling korter moet worden. Het korter worden noemen we verstrijken. Daarnaast willen we graag weten hoe week/stug de baarmoedermond aanvoelt, dit wordt vaak vergeleken met het puntje van je neus (voor de bevalling), je lippen (halverwege de bevalling) en het puntje van je tong (heel gunstig voor de bevalling). Tenslotte willen we van de baarmoedermond nog weten waar deze in je bekken ligt. Deze kan van richting je rug tot richting de uitgang van de vagina liggen. Hoe dichter deze bij de uitgang van de vagina ligt, hoe gunstiger dit voor de bevalling is. 

De O staat voor ontsluiting, de meeste mensen weten dat we naar centimeters ontsluiting voelen. We meten niet daadwerkelijk centimeters, maar we kunnen met onze vingers wel voelen of de ontsluitingsopening groter is geworden. 

De V staat voor vliezen. Tijdens een inwendig onderzoek voelen we of de vliezen nog intact of gebroken zijn. Soms zijn de vliezen wel al gebroken, maar voelen we bij een inwendig onderzoek dat de vliezen nog aanspannen in de baarmoedermond, dan spreken we van een hoge vliesscheur. 

De I staat voor indaling. Naarmate de bevalling vordert, gaat het hoofdje van de baby indalen. We bepalen dit door het bekken in vlakken in te delen. De vlakken waarin we de indaling beschrijven, noemen we de vlakken van Hodge. Er zijn 4 vlakken. Bij het eerste vlak kunnen we onder je schaambotje voelen, bij het tweede vlak kunnen we de onderkant van je schaambotje voelen, maar kunnen we niet verder doorvoelen. Bij het derde vlak voelen we of het hoofdje al voorbij de zitbeenderen is en bij het vierde vlak is het voorste stukje van het hoofd het benige deel van het bekken al voorbij en ligt het hoofdje voor de uitgang. Je mag starten met persen als de baby voorbij vlak 3 is. 

De A staat voor aard. Met aard bepalen we welk lichaamsdeel we van de baby voelen. In de meeste gevallen is de aard dus het hoofdje van de baby, echter is het ook mogelijk om de billen van de baby te voelen of een ledemaat. 

De S staat voor stand. Een hoofdje kan in verschillende standen in het baringskanaal liggen. De meest gunstige ligging is als de baby met het inwendig onderzoek met gezicht naar beneden (richting bed) kijkt. Echter kan een baby bijvoorbeeld ook dwars of als sterrenkijker liggen (dan kijkt de baby met het hoofd naar het plafond). We kunnen voelen wat de stand van de ligging is door op zoek te gaan naar de fontanellen en schedelnaden. Aan de hand van waar we deze voelen liggen, kunnen we de ligging van de baby bepalen.

Benieuwd naar wat we voor jou kunnen betekenen?